Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8447

Datum uitspraak2008-03-21
Datum gepubliceerd2008-04-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3303 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanmaning -om achterstallige termijnen lening in kader Syudiefinanciering te betalen- is geen besluit in de zin van de Awb. Bezwaar terecht niet ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

07/3303 WSF Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2007, 06/939 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-groep). Datum uitspraak: 21 maart 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2008. Appellante is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter. II. OVERWEGINGEN Appellante heeft een bezwaarschrift ingediend tegen een op 6 maart 2006 door de IB-Groep aan haar gegeven sommatie om de achterstallige termijnen van haar rentedragende lening te betalen. De IB-Groep heeft het bezwaarschrift bij besluit van 13 juni 2006 niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het niet is gericht tegen een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is – kort samengevat – tot het oordeel gekomen dat de IB-Groep het bezwaar van appellante terecht niet - ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaar van appellante niet was gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Het hoger beroep van appellante treft geen doel. De Awb maakt het slechts mogelijk bezwaar te maken tegen een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een aanmaning als in geding is geen publiekrechtelijke rechtshandeling, maar is privaatrechtelijk van aard. Dit omdat het bestuursorgaan geen gebruik maakt van een speciaal voor het openbaar bestuur geschapen wettelijke grondslag, maar een bevoegdheid hanteert die krachtens het burgerlijk recht ook door niet-bestuursorganen kan worden gebruikt. Nu een aanmaning als in geding geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb heeft de IB-Groep het bezwaar tegen deze aanmaning terecht niet-ontvankelijk verklaard en heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het tegen dit besluit ingestelde beroep terecht ongegrond verklaard. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb een proceskostenveroordeling uit te spreken. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2008. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. JL